• Vader:
  Gijsbert Elbertsz Prins,
  geb. in 1603 te Huijsen; Koptienden Eerste: 1628-62,
  ovl. in 1689 te Huijsen; Koptienden Laatste:1685-26,
  , -
  GHIJS ELBERTSZ PRINS / GHIJSBERT ELBERTSZ PRIJNS
  Huizen Koptienden (1628-62 1685-26):
  1628-62: v. Jan/Johan Gerrit Claesz 2 Spt
  1629-61: v. Cornelis Cornelisz Koster 1 cop 1/2
  - Situatie: 2 Spt 1 cop 1/2
  1646-47: v. Harmen Gerritsz 2 Spt 2 cop
  - Situatie: 4 Spt 3 cop 1/2
  1654-47: v. Evert Evert Jansz 2 cop
  t/m 1656-47: Situatie: 4 Spt 5 cop 1/2
  - Afgezet op onbekende 1 Spt
  1658-47: Situatie: 3 Spt 5 cop 1/2
  1665-34: op Hendrick Lambertsz Lustijch 5 cop
  - op Rut Jansz 7 cop
  - Stuatie: 2 Spt 1 cop 1/2
  1674-29: op Bijtgen Willem Rutten 1 Spt 2 cop
  - Situatie: 7 cop 1/2
  1675-29: op Gerrit Evertsz Admirael 2 cop 1/2
  - Situatie: 5 cop
  1676-29: op Jan Jansz Jonge 2 cop
  1678-27: Situatie: 3 cop
  1685-26: op Gerrit Crijnen Coetsier 3 cop
  -
  Is dit Gijsbert Elbertsz DEULT ??,
  relatie.

• Moeder:
  N2 Cornelis Coster, dr. van Cornelis Cornelisz Coster en Weijm Huijberts Weduwe ,
  geb. in 1603.

relatie
met

Rut Jansz Velsen, zn. van Jan Rutten Gerritsz ,
geb. in 1638 te Huijsen; Koptienden Eerste: 1665-66,
ovl. in 1677 te Huijsen; Koptienden Laatste:1677-47,
, -
RUT JANSEN
Huizen Koptienden (1665-66 1677-47):
1665-66: v. Ghijs Elbertsz Prins 7 cop
1667-66: op Jacob Jansz Jongert 4 cop
Situatie: 3 cop
1677-47: op Teunis Jacobsz d'Ouwe 3 cop
-
ONA-3664A079: 20-07-1663; Jan Jacobsz (27 jr) en Ruts Jansz (25 jr), beiden buurlui van Huijsen, verklaren op verzoek van Jacob Jansz Jongeren dat op 10.07.1662 op een maandag de requirant staande op zijn land gelegen aan de noordzijde van zijn
huis, ene Gijsbert Jansz Lustich aan kwam rijden met paard en wagen en, omdat het daar zo smal is, ook over het land wilde rijden, wat de requirant wilde beletten, waarop Gijsbert Jansz Lustigh van de wagen stapte met een oord in zijn hand
waarmee hij hem dreigde te slaan
-
ORA-184-3172; 18-01-1680: Gerritgen Gijsen weduwe van Rut Jansz Velsen zedert eenige tijdt en tot nogh toe onbequaem, werden tot voogden over haar gesteld Gerrit Crijnen Coetsier en Elbert Jansz Deult